Als Royden en ik na het boodschappen doen teruglopen naar het grote parkeerterrein, moet ik even slikken als ik onze camper zie staan. Mijn liefde voor Betsie, zoals we haar inmiddels genoemd hebben, is fragiel en ik voel dat ik haar ineens groot, lomp en onhandig vind.
Twee dagen eerder reed ik een rondje in Betsie en dat viel me echt tegen. Ze heeft geen stuurbekrachtiging, waardoor we een enorme draaicirkel hebben en met haar 2,5 meter is ze een stuk breder dan een normale auto. Bovendien kan ik niet goed bij de pedalen, omdat de stoel niet ver genoeg naar voren kan. Ik word overvallen door een lichte paniek. Ik weet nog goed hoe spannend ik het vond om in mijn eentje in de door Royden en mij samen gekochte Landrover door Kaapstad te rijden. Ik vond het elke keer een missie om ermee op pad te gaan. Ik kon haar nergens parkeren omdat ze te hoog was voor de parkeergarages. Ze had zo’n grote draaicirkel dat ik in de nauwe straatjes een paar keer moest steken om de bocht te maken en ik was altijd bang dat ik de koppeling ergens onderweg zou verliezen. Eenzelfde gevoel bekruipt me nu bij het idee om met Betsie op pad te gaan.
Royden voelt aan dat mijn energie verandert en vraagt wat er is.
‘Mijn god,’ zeg ik, ‘ik weet gewoon niet of ik blij van haar word.’
Royden schrikt van mijn opmerking, maar laat zich niet van de wijs brengen. Hij deelt zijn oprechte liefde voor Betsie met mij. Dat ze prachtig is met al haar tinten bruin. Dat hij het fantastisch vindt dat we haar een nieuw leven geven. En dat hij er alles aan wil veranderen om haar zo te maken dat ook ik van haar ga houden.
Het is precies wat ik nodig heb: een ander perspectief. Royden’s enthousiasme voor onze brown dolphin zoals hij Betsie liefkozend noemt, slaat op mij over. Wat hou ik toch van deze man en gelukkig kan ik ook weer met andere ogen naar onze camper kijken. Want hij heeft gelijk. Ze is uniek met al haar tinten bruin. Met haar lompheid en met haar ouderdom. Ze is one of a kind. Wij hebben echt de wens om er ons nieuwe huis op wielen van te maken. Het gaat mij vast lukken om de rijkunsten in Betsie onder de knie te krijgen.
We drinken een kop koffie en trakteren onszelf op iets lekkers. De dame achter de counter blijkt Amerikaans te zijn. Het is fijn om Royden in zijn element te zien met iemand die zijn taal spreekt. Hij heeft een droog gevoel voor humor dat niet iedereen meteen begrijpt. Nu spreken de meeste van mijn vrienden een prima woordje Engels, maar dat maakt nog niet dat hij volledig uit de verf komt. En dat is jammer.
Royden vraagt me waar ik vandaag zin in heb.
‘Ik heb zin om de camper lekker schoon te maken. Haar wat meer eigen te maken,’ antwoord ik.
Aangezien we de camper niet voor de deur kunnen parkeren, besluiten we een parkeerterrein in de buurt te zoeken.
Gewapend met sponsjes, handschoenen en schoonmaakmiddel gaan we een paar uur later op pad. Royden heeft vanuit Engeland een tas met gereedschap meegenomen en kan alvast wat kleine klusjes doen. We parkeren in de hoek van het grote parkeerterrein dat aan de Amsterdamse Waterleidingduinen grenst. Enthousiast ga ik aan de slag. Ik begin met de keuken. De wondersponsjes die ik bij de Action heb gekocht, zijn een geschenk. Zelfs de moeilijkste vlekken krijg ik ermee weg. Met een tandenborstel veeg ik de kruimels uit de richel van de koelkast. Ik ben niet zo’n poetser, maar als ik schoonmaak, dan moet het ook goed.
Na anderhalf uur vind ik het tijd voor een pauze. Ik pak de twee kampeerstoelen, die we heel lief van mijn oom en tante hebben gekregen. Op twintig meter afstand, daar waar het zonnetje schijnt, zet ik ze neer.Van een afstand kijk ik met nieuwe ogen naar onze Betsie. Het is inderdaad gaaf dat we deze oude dame een nieuw leven geven. Enne…
‘Zeg nou zelf, met al haar tinten bruin is ze toch gewoon een beauty?