Op de eerste dag van onze reis naar Schotland blijkt dat de koppeling van onze Betsie vervangen moet worden. We gaan op zoek naar een garage waar nog met de hand gesleuteld wordt en waar plaats is voor een camper van ons formaat. We ontmoeten David, een garagehouder in Kinnesswood die alles doet om ons te helpen. In de tussentijd krijgen wij de sleutel van het lokale museum.
David overhandigt ons de grote, ouderwetse sleutel en wij lopen het smalle straatje in, de steile heuvel op. We openen het gietijzeren hekje dat toegang geeft tot het tuinpad. Het museum blijkt een klein, oud huis te zijn, waar de dichter dichter Michael Bruce (1746–1767) gewoond heeft.
Royden opent de groen geverfde deur en we bukken om binnen te komen. De lichtschakelaar zou recht voor ons moeten zitten, had David ons vertelt. Het licht dat door de deur binnenvalt, helpt ons om de bakelieten schakelaar te vinden. We doen het licht aan en lopen de verder schaars verlichte ruimte in. In het kleine vertrek liggen diverse gedichten onder glasplaten opgesteld. In de andere ruimte is het alsof we nog verder terugstappen in de tijd. Het ziet eruit alsof Michael Bruce zo binnen kan komen lopen, met een haardvuur dat zo aangestoken kan worden. Het geeft ons een goede indruk van het leven van toen.
Na een half uurtje sluiten we de deur achter ons en lopen het tuinpad weer af. Ik sta stil bij een paaltje stil en zie dat het een geluidsinstallatie is. Ik druk op een van de knoppen en voor we het weten zijn we omringd door typische Schotse muziek. Hilarisch!
Terug bij de garage wil David ons graag voorstellen aan zijn vrouw. We volgen David die ons meeneemt naar het huis dat ze onlangs opgeknapt hebben. David stelt ons voor aan Ishmel, zijn vrouw die thee voor ons maakt en een schoteltje vol met zoetigheden op tafel zet. We nemen plaats op de royale zwart lederen bank. Ishmel komt bij ons zitten en ze vertelt honderduit over hun leven. Het is allemaal te bizar en te vriendelijk voor woorden.
Tegen vijven – inmiddels dik twee uur na onze aankomst – komt David ons ophalen. John is gearriveerd. Met z’n vieren, Ishmel komt ook mee, lopen we via de tuin naar de achterkant van de garage. We maken kennis met John, een jonge, joviale vent die na een korte blik op onze Betsie direct laat weten heel veel zin te hebben om ons te helpen.
Ishmel vertelt ons ondertussen dat dat haar favoriete auto is. Royden en ik hebben geen idee waar ze het over heeft, totdat ze nogmaals wijst. Onder de wild groeiende bramenstruiken staat een hele oude Mercedes. Als ik nog eens goed kijk, zie ik nog twee andere toffe wagens staan. Wat een bizar gezicht. Totaal overwoekerd. Wie laat dat nu gebeuren?
We richten ons weer tot John die laat weten dat hij een volle agenda heeft. Hij overlegt met David en ze komen tot de afspraak dat David een aantal van zijn klussen overneemt, zodat John morgen in de middag aan onze camper kan beginnen. Hij heeft minimaal een dag nodig. David hoort het aan en biedt ons zijn leegstaande appartement aan om in te overnachten.
Ongelooflijk. Hoeveel paying forward kan iemand doen?
De volgende ochtend rijden wij naar David, die in zijn blauwe overall een beer water staat te geven. Hij vertelt ons dat hij deze groene beer van gras opgepikt heeft bij een tuincentrum om mee te dingen naar de prijs voor groenste dorp in de omgeving. Het is een komisch gezicht.
Als zijn kleinzoon arriveert (die de honneurs waarneemt), rijdt David voor ons uit. Hij wilde ons perse richting John begeleiden en netjes volgen wij hem. Zijn aanbod om in het appartement te verblijven, hebben we afgeslagen en voor de avond een hotelletje in Kinross geboekt.
John staat ons al op te wachten. Hij gaat de klus samen met zijn vader doen, die er net zoveel zin in lijkt te hebben als John. Wij geven de sleutel af, pakken onze tas met spullen voor de komende 24 uur en gaan richting het hotel. We zijn echt een beetje ontheemd. Het voelt gek om onze Betsie achter te laten.
We zoeken een koffietentje om wat uurtjes te slijten voordat we kunnen inchecken in het hotel. Aan het einde van de dag stuurt John ons het bericht dat het meer werk is dan gedacht en hij nog wel even zoet is. Hij verwacht wel dat ze morgen tegen het einde van de dag klaar is. Dat mogen we hopen, want het hotel waar we beland zijn, smells of overcooked cabbage and death zoals Royden het zo treffend verwoord.
De volgende ochtend lopen wij na het ontbijt richting de garage van John. Ze hebben inmiddels behoorlijk vooruitgang geboekt en laten ons zien wat ze aan het doen zijn. Mij zegt het werkelijk niets, maar Royden begrijpt precies waar ze aan werken en stelt een aantal technische vragen. De mannen vinden het prachtig dat wij met zo’n oud – en volgens hen ook echt onberispelijk onderstel – op pad zijn. Dat is ongekend in Schotland. John belooft echt zijn best te doen om de klus die dag nog te klaren.
Wij zoeken een ander koffietentje op, waar we om de wificode vragen. De serveerster geeft aan dat ze ons die niet mag geven, maar als ze terugkomt met onze koffies, overhandigt ze ons een briefje met de code :-). Heel fijn, want we zullen hier wel een aantal uurtjes zitten. Ik eet daar overigens de allerlekkerste scone ooit. Een zelfgemaakte met rozemarijn en abrikoos die wordt geserveerd met clotted cream: een van mijn guilty pleasures.
In de middag spelen Royden en ik een potje beach ball in het park om de laatste uurtjes te doden en tegen vijf uur lopen we richting John. Die staat ons al met een grote glimlach op te wachten.
‘She’s ready’, zegt hij met enige trots.
Hij is bijna nog blijer dan wij. Hij vond het een feestje om aan onze Betsie te sleutelen en vraagt of hij een paar foto’s mag maken.
‘Natuurlijk!’ antwoorden wij. ‘Deel het vooral, want je hebt echt fantastisch werk gedaan.’
Opgelucht en blij stappen wij weer in ons huis. Wat een bizarre en magische ervaring en wat een prachtige kennismaking met de Schotten.
Hé Sandra wat schrijf je PRACHTIG!!!! En wat heb je veel kracht. Het is ook leerzaam. Als je echt iets wil kun je het bereiken. Ik hoop dat je deze verhalen bundelt en als boek uitgeeft.
Liefs Elly
Oooooh, wat een lieve reactie, Elly. Dank je wel . En ik ben zeker van plan nog veel meer verhalen te schrijven en er – samen met de prachtige tekeningen van Royden – iets moois van te maken. Liefs!