Het is een paar dagen voor onze oversteek naar Marokko. We bereiden ons voor en lezen diverse websites en blogs. Het is ons inmiddels duidelijk dat ze grondige checks doen bij de grensovergang omdat er een weelderige handel lijkt te zijn in wapens, mensen en wiet. Nu smokkelen wij geen wapens en mensen, maar Royden’s zelf geteelde wiet zou nog wel eens voor problemen kunnen zorgen…
Het is al donker buiten en onze gordijnen zijn dicht. We spreken met elkaar over ons plan voor de wiet die Royden in microdosering gebruikt als slaapmiddel. Ik begrijp hoe belangrijk dat voor hem is en we overleggen hoe we de wiet zo reukloos mogelijk kunnen verpakken. We voegen de daad bij het woord en gaan aan de slag met ziplock zakjes, chloor en natte doekjes. We doen de wiet in een ziplock zakje die we in een tweede ziplock zakje doen, totdat we tevreden zijn en het luchtdicht verpakt zit. Maar, dan rijst de vraag: waar verstoppen we het?
‘Misschien past het in de loze ruimte onder het plankje in de kast?’ stelt Royden voor.
We proberen het, maar het pakketje is te dik.
‘Misschien toch gewoon in een tas in het opbergvak onder onze lattenbodem? Niemand die weet dat daar een opbergruimte is,’ opper ik.
Als we het matras en de lattenbodem optillen, bedenkt Royden dat we het in de tussenruimte onder het bed kunnen stoppen. We overwegen het, maar we beseffen dat als ze een röntgenfoto maken (waar we ook over lezen) ze zien dat we daar pakketjes hebben gestopt. Dat idee valt af. We kijken elkaar aan. Toch maar in de opbergruimte onder het bed is onze conclusie. Gewoon in een van de zwarte sporttassen.
Tevreden gaan we die avond slapen.
De volgende ochtend leest Royden in een van de reisgroepen op Facebook dat ze bij de grenscontroles zogenoemde sniffer dogs inzetten. Honden die getraind zijn in het opsporen van illegale goederen, waaronder wiet. Dat zet alles in een ander daglicht, want deze honden ruiken ongetwijfeld dwars door onze ziplock zakjes heen…
Ik moet denken aan het (fantastische) boek ‘400 brieven van mijn moeder’ van Joseph Oubelkas. Een Nederlandse jongen die onterecht beschuldigd wordt van inmenging in een drugskartel en gevangen genomen wordt in Marokko. Ik zie mijn geest al dwalen. Straks worden wij opgepakt en gescheiden in de gevangenis gestopt.
‘Dat is het laatste wat Royden nodig heeft’, is mijn gedachte, me de verhalen van Joseph maar al te helder voor de geest halend.
Nog voordat ik er überhaupt op kan reageren, is Royden duidelijk:
‘Alles gaat eruit. Ik neem niets mee.’
Ik val er stil van, want dat is een grote stap voor hem. Ik weet hoe helpend het voor hem is om kalm in slaap te vallen. Maar hij is vastbesloten en ik ben het met hem eens: het is het risico niet waard.
We halen de wiet uit de schuilkelder en stoppen het bij de wiet die we al klaar hebben staan om aan een vriendin te geven (om erop te passen :-)). Royden vindt het spannend, want het is echt zijn hulpbron als het lastig is. Tegelijkertijd vertrouwt hij erop dat dit onderdeel is van de (helende) reis die we maken en er een andere oplossing komt.
Twee dagen later stappen we op de nachtboot die ons van Malaga naar Melilla brengt. In zeven uur tijd varen we naar de overkant van de Middellandse Zee. De comfortabele lederen fauteuils bieden ons een redelijke nachtrust. Om zes uur in de ochtend worden we wakker gemaakt en verzocht naar de camper te gaan. Het is duidelijk dat we gekozen hebben voor the road less travelled, want we zijn de enige camper op de veerboot. En dat niet alleen, we zijn op twee vrachtwagen na het enige vervoermiddel in het laadruim.
We stappen in onze Betsie en vol goede moed rijden we de boot af. Melilla is Spaans en dus hebben we nog niet te maken met de douane. We parkeren bij de haven en maken ontbijt. We besluiten niet direct door te rijden naar Marokko, maar op ons gemak de stad te verkennen. De zon komt op en zet alles in een magische, gouden gloed. Het is sprookjesachtig en ondanks onze vermoeidheid genieten we van de stille ochtend in een totaal andere wereld. We zijn gewoon op het Afrikaanse continent! Het moet echt nog even landen.
Na een paar uur kijken we elkaar aan.
‘Willen we hier blijven of zullen we toch richting Marokko gaan?’ vraagt Royden.
Het is alsof hij mijn gedachten kan lezen.
‘Let’s go,’ zeg ik.
We lopen terug naar de camper, drinken een kop koffie en maken ons klaar voor vertrek.
In Malaga hebben we een paar chorizo worsten gekocht om de sniffer dogs af te leiden, mochten we doorzocht worden. Hilarisch natuurlijk, maar deze honden zijn zo getraind dat ze het ook nog ruiken als er restjes zijn of er wiet in de camper geweest is. En zin in een totale doorzoeking van onze camper hebben we niet. Dus, grote schoonmaak en chorizo worst in de camper. Royden bedenkt dat hij een paar plakjes gaat bakken.
‘For the spirit, man’, zegt hij lachend.
Ik kan een grote glimlach niet onderdrukken als hij de koekenpan op het vuur zet en de lucht van gebakken chorizo de camper vult.
Goed gemutst rijden we de stad uit richting de grenspost aan de zuidoostkant van de stad. Als we daar aankomen, zakt de moed ons bijna in de schoenen. We zien een lange rij auto’s die vanaf het douaneterrein de hoek van de straat omgaat en dan in de verte verdwijnt. De direct weg is afgesloten en we worden omgeleid om een kilometer verder achteraan aan in de lange rij aan te sluiten.
‘Mijn God, dit ziet er niet uit alsof we hier snel doorheen zijn,’ denken we beiden.
Maar het is wat het is en ik geloof dat we maar beter kunnen wennen aan uren wachten bij grensovergangen, want dit zal niet de laatste keer zijn.
Na vier uur wachten bereiken we eindelijk de Spaanse grenspost. We hebben al gezien dat scooters steeds voorrang krijgen en ook nu staan er drie scooters naast het loket. Wij wachten geduldig op onze beurt. De dame in het hokje vraagt of we met zijn tweeën zijn en dat beamen wij. Ze wil graag even in de camper kijken.
‘Natuurlijk, kom binnen,’ zeg ik als ik de deur voor haar openhoud.
Ze is wat terughoudend en het voelt alsof ze het zelf wat onbeleefd vindt om binnen te kijken, maar wij maken er geen probleem van. Ze werpt een blik in de camper en geeft ons dan haar akkoord. We kunnen door.
Nu de Marokkaanse kant nog. Dat is de spannende van de twee. We hebben in de afgelopen uren al gezien dat bijna elke auto grondig onderzocht wordt. Er staat zelfs een bestelbusje waarbij alle inhoud naast de auto staat. Als ze ons ook zo grondig controleren, zijn we niet voor het donker weg. Maar we gaan het zien. Er is niets wat we nu kunnen doen, behalve het ondergaan. We bereiden ons voor op een flinke investigation van onze Bets en rijden door naar de Marokkaanse douaniers.
Zoals verwacht, worden we uit de rij geplukt voor nader onderzoek. We rijden de camper aan de kant. De douanier loopt op ons af. We overhandigen hem de papieren en die lijken gelukkig in orde. Dat op zich is al een hele geruststelling. Een andere douanier lijkt nog druk bezig met de auto’s die voor ons staan. We wachten het rustig af en kijken verbaasd naar het hele circus. Er loopt meer dan voldoende politie rond, maar die staan vooral met elkaar te kletsen. De douaniers zijn er niet in grote getale, ondanks het feit dat er honderden auto’s in de rij staan. Het is eigenlijk wel komisch en er zit wederom niets anders op dan geduldig wachten.
Royden is uitgestapt en ik besluit mijn Happinez erbij te pakken om de tijd te doden. Na een kwartiertje komt een andere beambte onze kant op en spreekt Royden aan. Royden’s kennis van de Franse taal is beperkt en in het Engels maakt hij daar een grapje over. De man blijkt een woordje Engels te spreken en begrijpt zijn humor. Als hij naar mij toe komt lopen, vraagt hij hoe het gaat:
‘Ça va?’
‘Oui, ça va bien,’ antwoord ik. Het gaat prima.
Hij heeft iets joviaals, wat ik totaal niet verwacht. De man is al op leeftijd, maar heeft een jonge inborst en is duidelijk goed gemutst.
Zijn volgende vraag zie ik totaal niet aankomen, maar hij stelt hem daadwerkelijk:
‘Do you have a guitar?’
Ik vraag me af waarom hij juist deze vraag stelt, maar feit is dat wij inderdaad een gitaar bij ons hebben.
Hij wil hem graag zien. Royden stapt de camper binnen en ik en de man volgen. Royden overhandigt hem de gitaar en de man gaat op ‘mijn’ plek zitten en pingelt wat op de gitaar. Hij begint erbij te zingen in de hoop dat wij het liedje herkennen. Ik heb echter geen idee, maar daar lijkt hij gelukkig geen probleem van te maken.
Ik aanschouw alles met grote verbazing. Maar dat is nog niet alles. De douanier geeft de gitaar terug aan Royden en vraagt of Royden wat wil spelen. Royden gaat op de rand van het bed zitten en begint te spelen. De man staat op en reikt zijn hand naar mij uit voor een dans. Ik neem zijn hand en en daar staan we dan: dansend in onze camper. Ik lach naar Royden, die met een mogelijk nog grotere glimlach doorspeelt op zijn gitaar. Wat gebeurt hier dan toch?
Een tweede douanier is inmiddels ook de camper ingestapt en kijkt wat rond. De douanier bedankt mij voor de dans en beide heren verlaten onze camper. Ons verbaasd achterlatend.
Maar, we hebben nog geen groen licht om te vertrekken. We wachten nog op de teruggave van onze paspoorten en we begrijpen dat er nog een speciale inspecteur zal komen voor een grondige check. We wachten het af. We voelen ons beiden ontspannen omdat we weten dat we niets te verbergen hebben. Hoe anders wat het geweest als we de wietpakjes wel verstopt hadden?
Dan komen de douaniers samen met de inspecteur richting onze camper. Ze vragen of de inspecteur binnen mag kijken en ik laat hem binnen. Hij trekt diverse kastjes open, voelt op het bed, checkt de kledingkast en badkamer en staat binnen een minuut weer buiten.
‘All good,’ knikt hij.
‘Is dat alles?’ vraag ik me af.
Ja, zo lijkt het inderdaad. De douanier overhandigt ons de paspoorten en papieren en wenst ons een fijn verblijf.
Op de vraag aan de douanier of het elke dag zo druk is bij de grens, antwoordt hij lachend:
‘Even if we open only one booth, they still come.’
Het is de wereld op zijn kop. En jeetje, wat hebben we dat gemist.